Brandreactie en CE-markering: wat betekent dat voor houten gevelbekleding?

De brandreactieklasse van houten gevelbekleding is al lang geen vrijblijvend gegeven meer. De regelgeving is strenger geworden, en wie als architect, voorschrijver of aannemer betrokken is bij de realisatie van een gebouw, kan zich geen onduidelijkheid permitteren. In deze blog leest u wat de CE-markering precies inhoudt, wanneer een prestatieverklaring (DoP) vereist is, en hoe u zeker bent dat een houten gevel voldoet aan de wettelijke vereisten.

1. CE-markering en prestatieverklaring: wat is verplicht?

Zodra een fabrikant houten gevelbekleding op de markt brengt, is een CE-markering verplicht volgens de geharmoniseerde norm EN 14915:2013. Daar hoort altijd een Declaration of Performance (DoP) bij waarin onder meer de brandreactieklasse van het product wordt opgegeven.

De CE-markering zonder DoP is niet toegestaan. De DoP bevat essentiële informatie over:

• de brandklasse (bv. D-s2,d0 of B-s2,d0)
• het type opbouw waarin die klasse behaald werd (end-use)
• de toegepaste norm (bv. EN 13501-1)

Elke fabrikant moet dus niet alleen een CE-markering aanbrengen, maar ook een geldige DoP kunnen voorleggen waarin de prestaties van het product transparant gedeclareerd zijn.

2. Verschil tussen markering en certificering: wanneer geldt wat?

De norm voorziet in verschillende AVCP-systemen. AVCP staat voor Assessment and Verification of Constancy of Performance. Het bepaalt wie verantwoordelijk is voor het aantonen en controleren van de prestaties die via de CE-markering worden gedeclareerd: de fabrikant zelf of een externe instelling (notified body).

Afhankelijk van hoe de brandklasse werd bekomen, geldt één van deze systemen:

Het is dus fout om te stellen dat alleen bij systeem 1 een CE-attest vereist is. Ook bij systeem 3 en 4 moet er een CE-markering zijn, met een correcte prestatieverklaring. Het verschil zit in de rol van externe controle (notified body).

3. End-use conditions: opbouw is bepalend

De brandklasse van een houten gevel geldt niet voor het hout alleen, maar voor de volledige opbouw zoals die getest werd:

• gekozen houtprofiel en -soort
• type en plaatsing van isolatie
• spouw en ventilatie
• achterliggende structuur en bevestiging

Een classificatie als B-s2,d0 is enkel geldig als de plaatsing overeenkomt met de geteste opbouw. Wie hiervan afwijkt, kan de brandklasse niet garanderen.

4. Welke brandklassen gelden in België?

Volgens het KB van 7 juli 1994 (basisbrandnormen) gelden volgende minimumvereisten:

Bij laagbouw (<10 m) geldt D-s3,d1 als standaard voor situaties waarbij bewoners voldoende zelfredzaam zijn. Wanneer het gebouw echter personen huisvest met beperkte zelfredzaamheid (zoals ouderen, personen met een beperking, zorginstellingen), is klasse C-s3,d1 van toepassing. Dat is logisch: bij beperkte mobiliteit duurt evacuatie langer en is een hogere brandklasse vereist.

De fabrikant moet dus kunnen aantonen met een DoP hoe de opgegeven brandklasse tot stand kwam, of dat zijn product voldoet aan de CWFT-voorwaarden indien geen test werd uitgevoerd.

5. Wat moet de architect of voorschrijver doen?

• Vraag altijd de DoP op bij de fabrikant.
• Controleer of de opgegeven brandklasse past bij het projecttype (laag/middelhoog/hoog gebouw).
• Check of de opbouw van het project overeenkomt met de geteste configuratie (end-use).
• Voorzie dit ook duidelijk in het bestek.

Zoals de infofiche rond brandreactie vermeldt: "De fabrikant dient én de architect én de aannemer te informeren opdat de beoogde brandreactie wordt bereikt."

Heeft u een project waar brandreactieklasse van toepassing is?

Neem contact met ons op. We bespreken graag welke conforme oplossingen mogelijk zijn in functie van het projecttype, de gewenste houtsoort en de vereiste brandklasse.

Meer advies nodig of specifieke vragen? Neem gerust contact op!